Toen ik zestien was, schilderde ik ineens spontaan een tijger...

Met gouache, op slecht papier, vrij groot — opgespannen op een oud kinderschoolbord dat ik als ezel gebruikte. Niet ideaal: ik moest mijn knieën telkens draaien en me in allerlei bochten wringen om goed voor het papier te staan, want onderaan zat een plankje dat bedoeld was om spullen op te leggen. Leuk voor kinderen, maar niet als je het als schildersezel gebruikt.
Op een dag was het schilderij opeens weg. Mijn moeder had het eraf gehaald en naar een lijstenmaker gebracht. Ze vond het af. Ik was er nog steeds mee bezig, in de greep van mijn perfectionisme — maar uiteindelijk was ik blij dat ze het had gedaan. Dat ze het al ‘kunst’ vond.
Ik had toen nog nooit schilderles gehad. Geen ervaring met verf. Dit kwam recht uit mijn binnenste. En toch stond daar ineens een tijger op papier.
Maar het bleef daar lang bij. Er werd niets met mijn talent gedaan — en ik had ook zelf niet door dat ik talent had. Ik ben niet verder aangemoedigd. Het bleef sluimeren.
Tot ergens rond 2009. Ik weet het exacte jaar niet meer. Ik pakte een potlood op — en tekende een berglandschap.
Het waren de potloden van een mandalagroep waar ik elke twee weken naartoe ging. In 2007 was ik ingestort door de ziekte van Pfeiffer, die bij mij ernstige neurologische klachten gaf. Ik kon amper nog lopen en lag veel op bed van vermoeidheid. Maar die mandalagroep, bedoeld voor mensen met kanker, werd mijn redding. Ik mocht erbij, en het gaf me iets van verbinding, tussen alle isolatie en lichamelijke beperkingen door.
Mijn ouders hadden me een doosje kunstenaarskleurpotloden gegeven, speciaal voor mandalatekenen. Op een dag begon ik er thuis ineens een landschap mee te tekenen. Tot mijn verrassing was het resultaat leuk — en best goed.
Kort daarna overleed mijn hond. Mijn ouders hadden hem overgenomen toen ik te ziek was om voor hem te zorgen. Ik had geen afscheid kunnen nemen. Dat sneed rauw door mijn ziel. In mijn verdriet tekende ik hem. Zijn portret, uit de losse hand.
De gelijkenis was treffend. Vooral de ogen — die zachte blik, die me weer aankeek. Tegenwoordig gebruik ik soms een raster om de verhoudingen nog nauwkeuriger te maken, maar toen werkte ik puur op gevoel. Het was alsof ik hem even terugbracht. Alsof ik een stukje van hem kon vasthouden.
Vanaf dat moment begon ik vaker te tekenen. Het gaf me vreugde, richting, en vooral: heling.
Nog steeds is het zo. Ik kan nu weer lopen, maar mijn energie is beperkt. Kunst geeft me een doel. Als een werk slaagt, voel ik een diepe vreugde. Het is een zegen tijdens alles wat ik meedraag.
En zo begon mijn reis door de kunst.
In mijn volgende blog vertel ik hoe die reis verderging…
“Laat in een reactie hieronder weten of jij ook kunst als helende kracht ervaart”

Reactie plaatsen
Reacties