
Ogen op de buit
Hij weet het best:
de vis is niet van hem.
Maar kijk —
hoe zilver glanst het vlees,
hoe langzaam
tijd verdampt.
Zijn ogen groot,
zijn lijf gespannen,
zijn poot nog net
niet onderweg.
En boven alles,
vrij en brutaal:
een vlieg
zonder al die pech.

Courage
Twee ogen lichten op in het zwart,
een glimp van goud, intens en hard.
De kat wacht stil, gespannen klaar,
maar de muis staat recht, een klein gebaar.
Geen vlucht, geen angst, geen snel ontwijken,
maar oog in oog, twee zielen kijken.
Een sprank van moed, een laatste kans,
de dood tartend met een dans.
Want soms ontsnapt wie durft te staan,
ook als de wereld lijkt te vergaan.
Een hart vol lef in een lijf zo klein —
dat kan zelfs de dood te slim af zijn.

Eet vlug op
Een lik, een drup, een smeltend spoor,
zo zoet, zo koud, ik wil nog hoor.
Maar hoor dan — zoem — daar komt-ie aan,
een streep met vleugels, geel met zwart.
Hij cirkelt laag, hij duikt naar voren...
Snel! Voor hij het ijs komt storen.